Op 12 mei 2014 schreef Wim Bossema in de Volkskrant een artikel over onze stichting. ‘Hoe geef je Ghanese straatverkoopsters een toekomst?’ Bijgaand het artikel zoals deze verscheen.

Hoe geef je Ghanese straatverkoopsters een toekomst?

Afrikaanse migranten zetten hun eigen ‘ontwikkelingshulp’ op. Zoals een Ghanese uit Haarlem, die een naaiatelier is begonnen in haar geboortestreek. Nu nog een grote klant vinden.

De rol van Afrikaanse migranten in het Westen bij de ontwikkeling van hun geboortelanden wordt elke dag groter. Ze gaan ook steeds vaker in de ‘ontwikkelingshulp’: kleine projecten opzetten thuis. Dat maakt deel uit van een enorme geldstroom van overmakingen door migranten naar familieleden thuis, die volgens de VN de officiële hulp al heeft ingehaald en ook de directe investeringen in Afrika.

De schatting van de Wereldbank voor 2013 is 35 miljard, maar omdat veel geld informeel wordt overgebracht (contant in de handbagage, omdat de kosten van instellingen als Western Union zo exorbitant hoog zijn) denken deskundigen dat het totale bedrag twee tot drie keer zo hoog zal zijn.

Een groeiend aantal migranten steekt het in het Westen verdiende geld niet alleen meer in familieleden en eigen kleine ondernemingen thuis (import en export, winkels) maar begint ook kleine hulpprojecten, vaak met steun van een Nederlandse club doe-het-zelvers in de hulp, een groeiende subsector.
Tienermeisjes
Zo stelde Gina Rodenburg-Eghan zichzelf een paar jaar geleden de vraag waarom ze nooit zelf een project was begonnen in haar geboortestreek bij Takoradi in het westen van Ghana. Ze woont al 25 jaar in Nederland en werkt in Haarlem als ziekenverzorgster. ‘Iedere keer als ik op vakantie thuis was, zag ik die tienermeisjes langs de weg wat verkopen, vaak al zwanger en ik dacht: ik moet toch iets voor ze kunnen doen?’

De school in de garage

Zus Evelyn Adjei heeft een ijzerwarenwinkeltje aan een drukke verkeersweg in de havenstad Takoradi, waar voor de kust olie is ontdekt. Ze wijst de weg naar het dorp Apowa waar de naaischool is gevestigd in de garage van de bungalow van vriendin Marian Minnah.

Tien meisjes zitten er achter naaimachines, een docente loopt achter hen langs en geeft hier en daar aanwijzingen. Er staan een paar paspoppen, er hangen kleurrijke modellenaffiches aan de muur en de lappen stof die de leerlingen verwerken. Twee meisjes werken buiten onder de schaduw van een boom in Marians tuin.

Ze doen het graag voor Gina, zeggen de zus en de vriendin. Die is zo gemotiveerd en ze kan dingen voor elkaar krijgen. Ze stuurt geld uit Nederland, waarmee ze de lerares en de materialen kunnen betalen.

Naaimachine en 50 dollar
Ze zijn drie jaar bezig met het Western Girls Training Centre; de eerste drie meisjes kregen vorig jaar een diploma – helaas niet door de overheid erkend. Ze kregen elk een nieuwe naaimachine en 50 dollar beginkapitaal voor hun eigen bedrijfjes aan huis. Ze doen het goed, zegt Evelyn, ze naaien in opdracht en hun inkomen is binnen een jaar verdubbeld.

De diploma-uitreiking veranderde veel, zeggen Marian en Evelyn. Toen zagen de vaders opeens dat het zin had hun dochters naar het leeratelier te sturen. Daarvoor hielden veel vaders de meisjes tegen: ze konden beter wat spullen verkopen of hun moeders helpen. Het aantal aanmeldingen nam toe en de naaischool zou moeten uitbreiden.

De garage was bedoeld voor tijdelijk gebruik en Marian wil ook wel weer eens haar privacy terug: ‘De meisjes plassen soms in de tuin, want er is geen wc bij de garage en ik wil ze ook niet de hele tijd in mijn huis hebben voor de wc.’

Ze hadden een stuk grond gevonden, maar het bleek uiteindelijk toch te veel te kosten, vooral aan vergunningen. De traditionele chief die de grond mag toewijzen steunt hen wel, maar toch liep het vast. Ze zoeken elders in de wijk een ruimte om te huren.

Als de zus uit Haarlem op bezoek is, gaat alles gemakkelijker, zeggen de twee dames. Zij is de grote mevrouw met geld en de steun van haar kerkgenoten van de Evangelische Gemeente Shelter Haarlem.

tuin leerling

Een leerlinge oefent in de tuin. © Wim Bossema

In Haarlem maakt Gina zich wel wat zorgen. Er zou veel meer mogelijk moeten zijn. De meisjes zouden opdrachten van bedrijven moeten kunnen binnenhalen, want met het naaiwerk vanuit huis voor buren kom je niet ver. ‘Er zijn zoveel mensen die zelf kunnen naaien.’ Als ze nu eens een bedrijf als H & M kon interesseren, zegt ze, dan ligt er een toekomst voor haar meisjes open.

Uniform voor oliemaatschappijen?
Tijdens een bezoek aan Takoradi is ze langs geweest bij de oliemaatschappijen die in de stad neerstrijken voor de olieplatforms die voor de kust zijn gebouwd. Kunnen de meisjes van haar naaischool niet de uniformen en overalls van de werknemers naaien? Er was geen animo, ze kopen liever in China, denkt ze.
Ook de verkoop in Nederland loopt niet erg. Elke keer als ze op bezoek is geweest, neemt ze een stapel van de kleren die in het leeratelier zijn gemaakt mee.
Ze probeert die leuke jurken en bloezen te verkopen op braderies en fondswervingsfeesten. Het is leuk, maar het zet weinig zoden aan de dijk. Haar opbergruimte thuis puilt uit van de kleding. Ze zegt: ‘Ik moet echt nodig een webwinkel beginnen.’
Ze ziet eigenlijk maar een echte oplossing: ze moet zelf teruggaan naar Ghana. Nog een jaar dan is het zover. Haar Nederlandse echtgenoot wil ook wel verhuizen; hij heeft al pensioen en is door de vele bezoeken al ‘een halve Ghanees’.
In Takoradi kan Gina Rodenburg zelf het heft in handen nemen en het project de duw omhoog geven. Ze verwoordt de motivatie van vele Afrikaanse migranten met hulpprojecten: ‘Ik heb nu echt iets om voor terug te gaan.’
www.helpghanagirls.com

Marian Minnah en Evelyn Adjei in Adowa. © Wim Bossema

Bron: Volkskrant     Door: Wim Bossema 12 mei 2014, 14:11

 

Gerelateerd